Mijn allerbeste vriend Frans van Boxmeer stelde naar aanleiding van zijn verjaardag op uitgerekend 11 november jl. de vraag:’ hoe word ik vijfenzeventig met de vaste wil om 90 te worden? ‘
Voor antwoorden verdeelde hij zijn verhaal in vier delen: de eerste 30 jaar; de tweede dertig jaar; de laatste 30 jaar; en tenslotte 11 waarnemingen na 75 levenservaring. Onderstaand enige passages uit zijn levensverhaal over deze jaren en integraal zijn tekst met 11 waarnemingen.
De eerste dertig jaar: 1948-1978
Je erfelijk materiaal, jouw DNA, is van grote betekenis voor je verdere leven, vooral fysiek, doch zeker ook mentaal. Mijn grootouders van vaderskant waren afkomstig uit Oeffelt. Zij runden een klein, gemengd agrarisch bedrijf aan de Melder. Opa Frans had de ziekte van Parkinson en heb hem alleen zwaar invalide gekend, dag en nacht verzorgd door mijn grootmoeder Mina, een sterke vrouw. Groot RK gezin. Opa werd 71. Oma ruim 92. De grootouders van moederskant waren Gennepse middenstanders. Handelden in aardappelen en runden een groente- en fruitzaak aan de Wagenstraat. Beiden, Frans en Elisabeth, werden ruim 80 jaar. Vader Ger, een van de middelste van 12, kon goed leren, maar er was geen geld voor een adequate vervolgopleiding. Moeder Truus, de jongste van 12, werkte al vroeg volop mee in de groentewinkel van haar ouders. Beiden zijn geboren in 1922. Leerden elkaar kennen op de kermis van Gennep. WO 2 betekenden voor beiden deels wat anders. Mijn moeder moest evacueren naar Drenthe samen met haar ouders. Mijn vader schreef haar lange (liefdes)brieven en zag deze oorlog ook als een fascinerende belevenis.
Trouwden in 1948 en gingen wonen in Horst waar mijn vader belastingambtenaar werd. Daar is mijn vader met nadrukkelijke onmisbare steun van mijn moeder begonnen aan een heel lange, zware, gedisciplineerde en succesvolle weg van vele avondstudies: van Mulo tot en met alle boekhouddiploma’s. Met als gevolg de nodige functieveranderingen en de daarbij behorende geografische verplaatsingen naar Helmond, Sittard en Nijmegen. Ben de oudste van vijf kinderen: nog drie zussen en een broer. De eerste drie kwamen ter wereld in 1948, 1950 en 1952. Allen te Horst. En de laatste twee stammen uit 1961 en 1963. Beiden geboren in Sittard. Mijn ouders hebben de naoorlogse samenleving mede vorm gegeven. Harde, gedisciplineerde werkers met duidelijke waarden en normen, zoals fatsoen, vanuit het RK geloof. Gezin en familie uiterst belangrijk. Zuinig en spaarzaam. Traditioneel. Gezagsgetrouw met kritische blik. Natuurliefhebbers. Vader was lid van de KVP, wat zijn snelle ambtelijke carrière geen kwaad deed. Mij hebben ze zeker in de beginjaren nogal beschermd opgevoed, doch wel mede gezorgd voor mijn zelfstandigheid, enthousiasme en eigenwijsheid.
30 jaar geworden in 1978 en domweg gelukkig in Boxmeer.
De tweede dertig jaar: van 30 tot 60 (1978-2008)
Tegenslagen bleven ook ons gezin (4 personen) niet bespaard: mijn schoonvader was al in 1974 overleden, de zus van mijn vrouw overleed op jonge leeftijd aan ovariumkanker en in 2001 overleden in augustus mijn moeder, een dag later mijn schoonmoeder en drie maanden later mijn vader. En dan moest de zwaarste klap nog komen. Mijn vrouw werd ziek, ovariumkanker, in 2000. Onderging in dat jaar 2 operaties en diverse chemokuren. De eierstokkanker leek onder controle. Tot medio 2005. Weer chemokuren, maar lichtere, tot in het najaar van 2007 bleek dat ze helaas uitbehandeld was. Ze leefde deels met tegenzin en de nodige pijn nog een half jaar. Heel dierbaar kijken we terug op het gezamenlijk met dominee Joke Ploeger onder leiding van mijn lief voorbereiden van haar naderende afscheidsdienst in de Kapel van de Zusters Julie Postel. Mijn lief stierf in ons bijzijn op 20 februari 2008, een kleine week na haar 57ste verjaardag. Wij lieten haar kist zakken te Sambeek op maandag 25 februari na een schitterde oecumenische dienst in een bomvolle kapel. En met, geheel na haar wens, ook een belangrijke rol voor haar kleuters en vriendinnen. Tijd voor verdriet en rouwen, maar toch ook weer vrij snel werk en andere bezigheden/activiteiten oppakken. Schrijven over haar hielp zeker.
Mijn zestigste verjaardag in november 2008 heb ik niet gevierd.
De laatste dertig jaar: van 60 tot wellicht 90 (2008-2038)
De eerste 15 jaren van deze periode zitten erop. Ik vier mijn 75ste verjaardag. Nog 15 jaar te gaan conform mijn wens. Maar besef terdege dat het morgen of overmorgen voorbij kan zijn. Als ik mijn zin krijg leef ik nog zo’n 5500 dagen. Morgen begint het grote aftellen. Wat zal mijn toekomst zijn? Maar vast staat dat ik eens zal roepen: ‘Lang leve de dood.’ Maar ik ben nuchter genoeg en verzucht net als J. Eijkelboom: “Doodgaan behoort tot het zeer weinige, dat niet zou mogen. Toch wordt het veel gedaan.” Ik eindig dit deel met een gedicht van Eddy van Vliet, dichter en advocaat, getiteld:
“Dood” “Heb geen angst. Talm niet / voor mijn deur. Kom binnen./ Lees mijn boeken. In negen van de tien/ kom je voor. Je bent geen onbekende.
Hou mij niet voor de gek met kwalen/ waarvan niemand de namen durft te noemen/ Leg mij niet in een bed tussen kwijlende/ kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen/ Klop mij geen geld uit de zak/ voor nutteloze uren in chique klinieken. Veeg je voeten en wees welkom.”
Mijn 75ste verjaardag, evenals de zeventigste, uitbundig gevierd. Op naar mijn 80ste herdenking van mijn geboortedag.
11 waarnemingen na 75 jaar levenservaring
S.F. Nar