Moffen

Column S.F.Nar
vrijdag 5 mei 2023


Iedere donderdagmiddag van 16:00 tot 18:00 uur komen 8 mannen van rijpe leeftijd, hoog opgeleid met veel levenservaring en vaak/soms ook wijsheid bij elkaar in het Limburgse. Het selecte gezelschap noemt zich De Allossianen en recentelijk werd op bescheiden wijze het tweede lustrum. gevierd. Jarenlang was Hotel Kroon in Gennep de ontmoetingsplaats, maar welhaast parallel aan het vertrek van werknemer Rick, die zelfstandig horecaondernemer werd te Ottersum, was de locatie voortaan Bij Koos. Binnen of buiten op het terras. Onder het genot van veelal een alcoholisch drankje wordt menig onderwerp al dan niet diepgaand met filosofische inslag besproken gelardeerd met zeker ook geslaagde kwinkslagen, soms echter van jongensachtig puberaal niveau. 


Op deze vierde middag van de week, ergens vorige maand, kwam het woord Moffen ter sprake. Daarover werd volop gereflecteerd en mij werd vriendelijk doch heel expliciet gevraagd daar een column over te schrijven. En dat leek me een uitstekend idee, zeker zo rond 4/5 mei. 


Via mijn moeder namelijk, die afkomstig is uit Gennep, hoorde ik voor het eerst in mijn nog piepjonge leven in de jaren vijftig het woord Moffen. En dat sprak mijn moeder bepaaldelijk nogal haatvol en zeer emotioneel uit. Het was bedoeld als scheldwoord voor de gehate Duitsers, die onder meer haar ouders en haar het leven tot een hel gemaakt hadden tijdens WO 11. Mijn moeder, de jongste van een twaalftal kinderen, en haar beide ouders werden namelijk in januari 1945 gedwongen te evacueren naar Drenthe. Een welhaast traumatische ervaring. Haar vriend uit Oeffelt, mijn latere vader, bleef achter op de boerderij op De Melder en te Beugen. Hij zag deze Wereldoorlog deels ook als een spannend jongensavontuur. Wel schreef hij een intens dagboek voor zijn geliefde tijdens haar gedwongen verblijf in het Noorden. Mijn ouders toen waren nog maar 22.


Dat in augustus 2001 mijn moeder geheel onverwacht stierf in uitgerekend Duitsland heeft blijkbaar zo moeten zijn. Zij was in Sonthofen, Beieren, op vakantie met mijn vader, die net in een ziekenhuis lag, zijn jongste broer en diens eega.  


Moffen wat betekent dat woord nou precies en wellicht heeft het meer betekenissen dan dat scheldwoord van mijn moeder. Ga intensief op zoek naar de ontwikkeling van dit woord.


Moffen kennen we vooral als scheldwoord voor een Duitser en wordt zowel door Nederlanders als Belgen gebruikt. Moffen duidde aanvankelijk met name op de Duitsers uit Westfalen, die in ons land bekend stonden als nors, boers en onfatsoenlijk. Doch dit woord is later een scheldwoord geworden voor iedere Duitser. 


De herkomst van dit woord is behoorlijk interessant. Het zou een verbastering zijn van het Duitse woord Muff, dat knorrepot of chagrijn betekent. Het Middelnederlands kende in de late Middeleeuwen het werkwoord moffelen, wat ‘een grote mond opzetten’ betekende. Een betekenis waaraan het scheldwoord waarschijnlijk gelieerd was. Volgens een andere theorie is het scheldwoord afkomstig van het Duitse woord Muffrika, zoals het Noorden van Duitsland wel genoemd werd. We vinden deze term al in de werken van de dichters Willem Bilderbeek en Nicolaas Beets (19e eeuw).


Volgens het Groot Scheldwoordenboek was het woord al bekend in 1574 met als doel om Duitse soldaten te beschimpen. Uit die tijd stamt eveneens het woord Moffenschans. De (toneel)schrijver Bredero gebruikte het woord rond 1615. Hij dichtte in het toneelstuk Moortje over immigranten uit het oosten die misbruik maakten van de armenzorg in de Nederlandse Republiek. “Maer Moffen, Poep en knoet. Dat syn troggelaars tot bedelen opghevoet.”  


De mooiste verklaring is verbonden met het Beleg van Groningen in 1672 door de Duitse krijgsheer ‘Bommen Berend,’ een opvallende bijnaam voor Bisschop Bernard von Galen uit Munster. De Duitse soldaten zouden toen moffen, bonte kokers voor warme handen, hebben gedragen (populair bij dames). Die moffen zaten met een leren riem aan hun rokken vast. Dat was nogal verwijfd volgens de Groningers en Duitsers waren toen vermoedelijk klein geschapen. Daarom werden Duitsers spottend ‘moffen’ genoemd. 


Gedurende de 17e tot der 19e eeuw trokken er veel Duitse seizoenarbeiders, afkomstig uit Westfalen, naar Nederland om hier geld te verdienen. Velen van deze trekarbeiders gingen per schip naar Amsterdam, waar zij afmeerden bij de Oude Brug. Die brug had om die reden de bijnaam “Moffenbeurs.”


Met de intocht van de Duitsers vanaf mei 1940 in ons land werd het oude scheldwoord nieuw leven ingeblazen. Zeker ook door koningin Wilhelmina voor Radio Oranje. Het Koenen Woordenboek Nederlands schrapte in 1942 de woorden mof, mofrika en mofrikaans uit angst voor represailles van de bezetter.


Bijzonder is het nog te vermelden dat in het noorden van Nederland de Duitsers ‘poepen’ werden genoemd. Vermoedelijk een verbastering van het Duitse woord voor poppen, dat in het Nederlands dus ontlasting betekent. Zie de link met Bredero. Tussen Assen en Deurze ligt nog het zogenoemde Poppenhemeltje, een schans die Bommen Berend in 1672 gebruikte tijdens het beleg van Groningen.  


Begrijp nu beter waarom in het bijzonder mijn moeder haar leven lang sprak over Moffen in plaats van Duitsers. In 1974 had ik het op Ameland over de overwinning van de Moffen op het Nederlands Elftal. Gelukkig zijn er nu heel veel Duitsers absoluut geen Moffen.


S.F. Nar