Dichterlijke vakantieweken

Column S.F.Nar
vrijdag 2 augustus 2019


Deze, maar ook de voorbije en komende, weken staan in het teken van de zomervakantie. Een groot en hoog mallotig aandoend verplaatsingscircus kris kras door vooral Europa, maar eveneens naar andere werelddelen, al dan niet via een overspannen vliegveld als Schiphol, dat steeds meer tegen de grenzen van de groei aanloopt. En over drie groei verschijnen steeds meer leugens, grote leugens en statistieken.

En als je gaat, is nog steeds de vraag; “Welke boeken neem ik mee op reis?” Dag-, week- en maandbladen overstelpen je met goed bedoelde adviezen. Van dit boek mag absoluut niet ontbreken tot laat thuis, laat thuis. Kruip als het niet anders kan nog liever voor de buis. Natuurlijk kan leesstof van S.F. Nar niet ontbreken. Als je vindt van wel, en wie ben ik in godsnaam om jou op andere gedachten te brengen, stop dan nu acuut met lezen en ga lekker wandelen of fietsen, of doe iets nog nuttiger zoals urenlang aan niets denken.
Ik begin met wat prachtige uitspraken van Remco Campert, dichter en schrijver, die afgelopen zondag 28 juli 2019 exact 90 jaar werd. Nu getrouwd met Debora. Ook zijn vader, Jan was dichter en zijn moeder Joekie actrice. Jan hield wel van het leven en trouwde vier keer. Twee dochters rijk. Dus het kindgemiddelde in die huwelijken bedroeg een half. Remco over die exen: “Nou drie dus, geloof ik. Met wie ik getrouwd ben geweest. Ook wel andere vrouwen natuurlijk. Het verbaasde mij altijd dat iemand je leuk zou vinden, dat is lange tijd niet erg tot me doorgedrongen. Ik leefde in zo’n cocon. Ze moesten het wel erg aan me duidelijk maken. De eerste die dat lukte was Freddy. Over haar schreef ik: “Ik was een jonge dichter, maar geen mooie. Een mooie jonge vriendin met een mooie jonge dichter zou waarschijnlijk te veel van het goede zijn geweest. De combinatie van een lelijke jonge dichter met mooie jonge vriendin werkt veel overtuigender. In zo’n geval kan het niet anders of de poëzie van de lelijke jonge dichter moet goed zijn, want hoe zou hij anders aan zo’n mooie jonge vriendin gekomen zijn?” (VolkskrantMagazine van 6 juli 2019).

Uit het jongste pronkstuk van Stichting de Kneep getiteld “Zijwieltjes & verzuurde benen” een tweetal korte gedichten van Hanne van de Rijdt:

LOKFIETS
Wie bestijgt me/ Wie berijdt me/ Wie heeft lef en durft me aan
Wie verblijdt me/ Wie bevrijdt me/ Want ik sta hier maar te staan


FRIGIDE
je gehijg/ je gekreun / je gezucht / je steun
het laat me koud / het doet me niets
ik ben immers / je fiets


Jean Pierre Rawie mag niet ontbreken. Uit zijn bundel “De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag” een strofe uit zijn gedicht

RAADSEL
De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag. / een jaar is zo voorbij, terwijl de uren/ elk wel een eeuwigheid lijken te duren, / en morgen wordt als gister en vandaag.


Tenslotte een absoluut niet vrolijk gedicht, het tegendeel zelfs, van een voor mij tot voor kort volslagen onbekende (Vlaams neoromantisch) dichter uit België genaamd Jotie ‘T Hooft. Geboren op 9 mei 1956. Hij schreef zijn laatste gedichten in de nacht van 3 op 4 oktober 1977. Op woensdag 5 oktober verliet de dichter zijn woning te Brussel om in de nacht van woensdag op donderdag in Brugge te overlijden. Zelfdoding. In zijn leven speelden elementen als liefde, drugs en uiteindelijk de dood een grote rol. Uit zijn bundel “De laatste gedichten”

SCHULDBEKENTENIS
Ja, ik geef het toe, ik beken het openlijk:/ mijn lichaam was altijd een toren zonder uitkijk./ Ik heb hem steen voor steen in folianten gepend/ ik heb mij geplooid naar de tijd en de trend.
De stenen die ik uit de wand verwijderd heb/ zijn de woorden waar ik dit gedicht mee schep;/ ik kijk naar de wereld waarin gij woont/ en al zie ik onscherp en ben ik vreselijk stoned
er is iets dat mij niet ontgaan kan: / mijn toren is gebouwd in mijn eigen toren./ Ik weerhield mijn lijf niet in de groei tot man/ maar ik zaag geduldig aan de pijlers die mij schoren.
Het lijkt niet erg duidelijk misschien/ mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik gebroken/ toen ik spreken leerde. Ik heb niemand ontzien/ Ik ben wereld, in mij is onstuitbaar de doodsbloem ontloken.


Desalniettemin een aangename vakantie gewenst.

S.F. Nar