Aardig

Column door Antoinette Verstegen
dinsdag 4 februari 2020


In het café zei een vriend dat hij dacht dat 50% van de mensen die mij kennen mij aardig vinden. Hij bedoelde dat niet lelijk, maar ik vond het wat aan de lage kant. Niet omdat het hoogste doel in mijn leven is om aardig gevonden te worden, maar ik heb er wel een aardigheid in om aardig te zijn. De meeste mensen zijn leuk en waarom zou je niet aardig zijn als het kan, toch?

Maar ik moest toegeven dat er zeker wat mensen zijn die een uitgesproken hekel aan me hebben, 5 of zo, waarvan ik het zeker weet. Naar mijn idee mogen die mij stuk voor stuk niet, omdat ik niet accepteerde dat ze zich respectloos naar mij of anderen gedroegen.

Uiteraard probeerde ik de vriend vol vuur van mijn aardigheid te overtuigen. Voor hem bewijs voor zijn stelling dat het vanwege mijn felheid voor behoorlijk wat mensen lastig was om mij aardig te vinden. Dat vond ik grappig.

Ik kreeg niet de kans mijn theorie uit te leggen over dat wat je zelf meebrengt en waar je aan moet werken en dat wat de ander op je projecteert en je vooral moet laten glijden. Een man die daarvoor al op een manier waarop ik niet zat te wachten mijn aandacht had gevraagd, deed dat opnieuw. Hij was teleurgesteld hoe ik mij die avond had gedragen. Ik antwoordde dat ik niet benieuwd was naar zijn teleurstelling in mij. Dat was, indien mogelijk, nòg teleurstellender voor de man.

Dat leverde onder andere uitspraken op hoe ik er toch bij kwam dat hij geïnteresseerd zou zijn in mijn mening. Ik reageerde dat het geen mening betrof, maar een feit: ik was niet benieuwd naar zijn teleurstelling in mij. Hij stond intussen te koken en ik zei: ‘je bent nu toch niet naar scheldwoorden aan het zoeken hè’.

Dat was wel zo. Het werd ‘wat ben jij een standaardvrouw’ en vlak voor het hard dichtslaan van de deur van het café nog ‘trieste vrouw’.

Ik proostte met de fifty-fifty vriend en zei: jij wint, bij deze is het 49% dat mij aardig vindt.