Zen

Column door Antoinette Verstegen
woensdag 15 mei 2019


Ik doe aan yoga en meditatie en zo en daar heb ik veel aan. Ik heb namelijk nogal de neiging in mijn hoofd te gaan zitten, waarbij de rest van mijn lijf zo’n beetje voor de vorm mee mag doen. Waarna ik ’s avonds mijn schouders alleen nog heel voorzichtig kan laten zakken, omdat het harde stokjes zijn geworden, die voelen alsof ze elk moment kunnen breken.

Intussen kan ik serieus het gevoel oproepen tot  het middelpunt van de aarde verbonden te zijn en dat voelt niet alleen fantastisch, maar geeft nog rust ook. In mijn gedachten loopt die verbinding vaak via de rozemarijn in mijn tuin de grond in en telkens als ik deze zie, krijg ik er weer goeie zin van. Maar volgens mij kan het ook prima zonder struikgewas.

Ik heb al heel vaak gemerkt wat energiestromen en –blokkades kunnen doen en toch verbaast het me steeds weer en zeg ik tegen mezelf: verrek, het werkt echt. Iets in mij wantrouwt heel onlogisch alles wat je niet kunt zien. Terwijl ik toch heilig in wifi geloof en ook zuurstof al best vaak bewezen heeft wel handig te zijn.

Ik kan nu ook op andere plaatsen even ‘aarden’. Gewoon tijdens een gesprek of aan mijn bureau, als ik merk dat mijn energie alle kanten opschiet behalve de goede. En natuurlijk smaakt dat naar meer, immers; eens een streber, altijd een streber. Dus ging ik tijdens een meditatie de uitdaging aan om liefde te voelen voor mensen aan wie ik een hekel had. En ik voelde en voelde, en een verbinding van het universum tot het middelpunt van de aarde kwam tot stand, ik steeg bijna op en ik raakte oprecht ontroerd door de hoeveelheid liefde ik kon voelen. En ineens fietste midden door die hemelse hoedanigheid de gedachte:  flikker toch op met dat vergeven, ik ben toch geen fucking Gandhi. Ik rolde van mijn yogamatje van het lachen. Nog nooit zo zen geweest.